Onze Moderne Woordenschat

De taal is een levend alaam en daarom is het zoo noodzakelijk voor iemand die spreken wil, spreken kan en spreken mag, al de verschijnselen van haar groei en bloei van dichtbij te bewaken, zoodat hij steeds op de hoogte blijve der laatste vindingen op taalgebied, zoodat hij ten volle anderen begrijpe en door anderen begrepen kan worden. Een kenmerk van onze eeuw is ongetwijfeld de snelheid. Zij laat zich voelen op om het even welk terrein en is de oorzaak waarom onze hedendaagsche woordenboeken niet bij machte zijn de nieuwe beteekenis der woorden bij te houden.

Wij noemen het alzoo een nuttige werk en een bijdrage tot het taaleigen hierbij de hedendaagsche verklaringen van enkele woorden aan te stippen. Wij geven graag aan om het even welken Dr. philoloog, steller van Nederlandsche woordenboeken, oorlof in onderstaand materiaal te putten.

A

Aal: persoon die veel vaker van meening verandert dan van ondergoed.

Aalmoes: wettelijk toegelaten loon van ambtenaren, bedienden en arbeiders die in zuiver Belgischen dienst arbeiden.

Aanbeeld: bijstelling voor bufferstaat.

Aanbeveling: daad waarbij iemand op straf van gevangenzetting, boete of andere dwangmaatregelen tot iets verplicht wordt.

Aanblaffen: manier waarop de trambedienden in oorlogstijd de reizigers moeten aanspreken.

Aanblaffen: manier van spreken eigen aan sommige volkeren.


Aanblijven: grootste hoofdbreking voor een groot aantal magistraten, burgemeesters, schepenen en andere openbare ambtenaren.

Aandenken: blijvende oorlogsgeschenk.

Aanduiden: deftig woord voor verklikken, verraden, overdragen.

Aaneenbehooren: wat na diefstal, of roof, of overweldiging bijeen is gebracht.

Aangekleed: wordt gezegd van iemand die met zoohaast 1 dm² stof zijn lichaam bedekt. Voor de vrouw is 0,9 dm² voldoende.

Aanhouden: de belangrijkste en meest voorkomende handeling in elken wel geordenden staat.

Aankondigingsblad: moderne naam voor walensantje.

Aanlanden: werkwoord dat alleen schijnt te kunnen vervoegd worden in den onbepaald toekomenden tijd.

Aanloeren: wijze waarop vreemde menschen en de inwoners van ons land elkander toelachen.

Aanmatiging: de manier waarop men in rechte zijn eigendom op iets vaststeld.

Aanslaan: de hielen heel luidruchtig tegen elkaar stampen.

Aanstellerij: de meeste beloften die gedaan worden.

Aanvaller: persoon die na het gevecht het onderspit heeft gedolven.

Aanwerven: met bedreiging van strenge straffen iemand vrijwillig een partij doen kiezen.

Aardappel: hoofdbestanddeel van het voedsel. Een eigenaardigheid van deze eetbare knol is: hoe meer men hem kweekt, hoe min men er van te zien krijgt.

Aardbezie: vooroorlogsche vrucht die bijna niet meer wil groeien sindsdien.

Aarde: het grootst gekende gekkenhuis.

Aartsmaarschalk: titel aan te bevelen aan hen die er zoeken uit te deelen. Tot hiertoe werd hij niet weder gebruikt. Niet te verwarren met aartsschalk dat wil zeggen aartsdeugniet.

Abattoir: instellingen die getuigen dat de vorige generatie veel te gulzig was.

Achteraf: oogenblik waarop diegenen die hun vingers verbranden het gewoonlijk gewaar worden.

Achterlichaam: doelpunt voor Belgische schoenen.

Afbijten: meest uitgeoefende deugd onder den oorlog.

Afnemen: rechtvaardigste manier om in oorlogstijd in 't bezit van iets te komen.

Afschaffen: de behandeling die het meest de vrijheid vrijwaart.

Afval: de meest gebruikte grondstof in Nieuw Europa.

Afwachten: de houding van 60 % der volkeren.

Afwijzen: handeling van iemand die klappen ontvangt. Voorbeeld: wij hebben den viijandelijken aanval afgewezen.

Aide de camp: iemand die per vliegtuig wegtrekt en zijn baas in den steek laat als hij denkt dat de zaak aanbrandt.

Alarm: noodsignaal dat aangaat als 't te laat is of als er geen gevaar dreigt.

Ambtenaar: woord dat thans verdwijnt maar vervangen wordt door synoniemen waarvan de voornaamste zijn: opportunist, gevangene of afgestelde.

Andersdenkende: een doodsvijand, de publieke vijand nr. 1 in elken goed geordenden staat.

Ark: gekende cabaret. Opvoedingsmidden waar gewoekerd wordt met hüpsche Beinen.

Attaché: publiek en openbaar betaalde spioen.

Auto: elk vervoermiddel waarin als beweegkracht geen benzine wordt gebruikt.

B

Baas: wat zelfs de kleinste jongen tegenwoordig is van zoohaast hij 't woord kan uitspreken.

Babbelen: de grootste kwaal der staatslieden van onzen tijd.

Bakker: een totaal overbodig geworden stielman.

Bang: wat men altijd moet zeggen nooit te zijn en wat men zeker altijd is.

Banaan: zeer verouderde vrucht die wij niet meer willen.

Band: iets zonder hetwelke men fiets moet leeren rijden.

Bandiet: huidige naam van 95 % der bevolking van Europa.

Bar: meest voorkomend koffiehuis in onzen tijd.

Batterij: iets dat dient om stukgeschoten te worden.

Bazar: magazijn waar 't meest ledige toonbanken in voorkomen.

Bazuin: instrument waar men door misbruik van te maken, 't gebruik schijnt afgeschaft te hebben. Zal terug gebruikt worden in 't laatste oordeel om een overwinning aan te kondigen.

Bedenktijd: tijd die men iemand gunt om een partij te kiezen, nadat men hem eerst halfdood heeft geslagen.

Beest: andere benaming voor 5 % der bevolking.

Bekennen: getuigenis die iemand aflegt van een schuld nadat men hem voor de helft heeft geradbraakt.

Belofte: iest wat men zegt te zullen doen maar zeker nooit mag uitvoeren.

Beton: de binnenkant van al de Belgische villa's.

Bier: smaak- en reukloos product van een vaag bruine tint dat zoogenaamd alcoholhoudend zou zijn.

Biefstuk: verouderd woord. De zaak zelf is alleen nog in sommige musea van folklore bewaard gebleven.

Big: was vroeger het jong van een varken. Sindsdien weet men het niet meer.

Bluf: de inhoud van al de tegenwoordige redevoeringen, nieuwsberichten, kranten, beloften, enz.

Boer: mijn pen weigert elken dienst.

Bom: geschenken die men sinds 1940 in alle richtingen uitdeelt. Als gij ze zelf krijgt worden ze u gezonden door schurken, als gij ze aan een ander geeft is het om hulp te brengen of uit noodzakelijkheid.

Brood: soort hedendaagsche rubber die in kleine hoeveelheden gebruikt wordt als voedingsprodukt.

C

Cel: meest bewoonde kamer van dezen tijd.

D-E

Eed: openbare en plechtige belofte die men moet verbreken wil men van de mode zijn.

Eer: glans die als levensdoel moet dienen der huidige menschen, en die men niet meer mag bezitten op gevaar af van zich als dommerik te zien betittelen.

Ei: etensprodukt dat de hennen vroeger legden. Eenige verouderde dieren willen ze nog wel leggen, maar niet onder de 10 frank.

Ezel: naam die we in de komende jaren allen nog vaak aan onszelf zullen geven.

F-G

Galei: zeer bezochte verlofplaatsen in Europa.

Galg: sterfbed van moderne eerlijke menschen.

Garen: dat vroeger diende om kleerstoffen bijeen te houden. Men heeft nog geen vervangingsprodukt ontdekt.

Gas: brandstof die juist ontbreekt als gij ze noodig hebt.

Gebied: plaats die absoluut moet ingepalmd worden.

Gebuur: iemand waarvoor ge 't meest u moet in acht nemen.

Geheim: iets wat men aan alleman voortvertelt er telkens bijvoegende dat ze 't nergens mogen zeggen.

Geheugen: een vermogen dat de meeste menschen wel zullen goed doen te ontwikkelen.

Gek: normale toestand van de 20e eeuwsche beschaafde wereld.

Geld: de reden van bestaan van 99 % der menschen.

Gelei: vervangsprodukt voor boter.

Gelijk: iets wat ge nu nooit krijgt zelfs als gij het hebt.

Generaal: militair die zich in België moet kenmerken door zijn gehoorzaamheid aan de dagbladen en zijn ontzag voor de soldaten.

Genoeg: hoeveelheid waaraan de Belgen in alles te kort hebben, uitgenomen in hun huidige omgeving.

Gerecht: is afgeschaft.

Gerst: Nieuw-Europeesche koffie. Nierzuiverend.

Gerucht: iets dat rondloopt en waar nooit iets van waar is.

Geschimp: moderne hoedanigheid van den stijl voor staatsredevoeringen en gazetopstellen.

Gespuis: iets waar elkeen graag zou van afgeraken.

Gevang: kostelooze staatsinrichting ten behoeve van vaderlandslievende burgers.

Geweld: een onweerstaanbaar overtuigingsmiddel van onze eeuw.

Godsdienst: een gevoelen dat men moet beweren te bezitten als men in 't openbaar spreekt. Men moet het evenwel onderduimsch bestrijden en uitroeien bij de anderen.

Gras: soepgroente in de bezette gebieden, bevat veel vitaminen.

H

Haring: nagenoeg eenig voorkomende visch op de westkust van Europa. Heeft veel aan voedingskracht, fijnheid en voornaamheid bijgewonnen, sinds hij 14 fr. de kilo kost.

Heilig: is afgeschaft.

Hoen: vogel aangetast door grootheidswaanzin sinds zijn eieren zoo duur kosten. Weigert daarom nog in andere potten bereid te worden dan bij millionnairs.

I-J

Jood: iemand die geduldig zijn tijd afwacht.

Judas: hedendaagsche eretitel.

K

Kanon: wapen dat men altijd aan anderen kan ontnemen zonder dat men er zelf kwijtgeraakt.

Kerk: mikpunt voor bommenwerpers.

Keuken: overbodige plaats in 't woonhuis in oorlogstijd.

Kieken: kenmerkende natuur van de befaamde 5 %.

Kink: iets dat in den kabel schijnt gekomen die ons naar 't Nieuw Paradijs moest trekken.

Kip: bestaat nog alleen in de samenstelling "kippevel" om den toestand der overwinnaars uit te drukken.

Klap: iets wat de Belgen absoluut moeten leeren uitdeelen.

Klok: metalen voorwerp dienend om kanonnen te gieten.

Klop: iets wat diegenen krijgen die 't zelfs nooit verwacht hadden.

Knoet: Modern overtuigingsmateriaal ten gebruike van geestelijke leiders.

Koe: dier waarmee wij alleen nog kennis maken als 't een zwarte koe is.

Kok: werklooze stielman bij gebrek aan grondstof.

Kolen: van het woord dat vroeger steenkool was is nog alleen het eerste deel overgebleven. Men tracht dat te doen branden als men er heeft.

Konijn: vleesch zonder zegels.

Koning: sieraad van een land, dat dient om in een paleis opgesloten te worden.

Koren: graansoort die zinds 1940 veranderd is in rogge. Het echte koren wil in Europa alleen nog in Duitschland groeien.

Kous: vocht uit een fleschken dat men aan de beenen smeert om ze vuil te maken.

Krant: drukwerk dat betaald wordt om te liegen en waarvoor wij geld geven om belogen te worden.

Krijg: normale levenstoestand van sommige volkeren.

Kruipen: gang eigen aan een deel der Belgische bevolking.

Kussen: wat men soms uitgenoodigd wordt op zeer verschillende wijze te volbrengen.

L

Laars: uitmuntend overtuigingsmateriaal.

Laf: zeer verspreide eigenschap in sommige middens.

Leder: wat de dieren van hun vel niet meer willen laten maken tenzij men van een bepaalde nationaliteit is.

Leggen: werkwoord door de hennen niet meer vervoegd.

Leugen: elke mening die in strijd is met uw eigen opinie.

Liegen: moderne manier van de waarheid te doen kennen.

Losbarsten: iets waar elkeen naar verlangt, maar wat erg zou kunnen zijn als 't voorvalt.

Luisteren: natuurlijke bediening voor de ooren, afgeschaft op straf van boete, gevangenzitting, verbanning, enz. Menschen van onze eeuw moeten maar naar iets luisteren: naar de zweep.

Luttel:; voedingshoeveelheid per persoon in Nieuw-Europa.

Luxe: een snede brood met boter besmeerd.

M

Maag: overtollig en beschamend lichaamsdeel. Is thans nagenoeg buiten gebruik gesteld. De ondervinding moet nog leeren voor hoelang.

Macht: laatste synoniem van recht.

Mager: gewone omvangsmaat der inwoners van ons werelddeel.

Markt: openbare plaats waar men vroeger waren verkocht.

Maryland: nieuwe benaming voor kaf.

Mastelle: zeer oud koekje ontdekt in 't graf van Tout-Ank-Amon en van Staf De Clercq. Men heeft nog wel het recept om het te bakken maar de grondstoffen ontbreken.

Mastik: massa die men vroeger als stopverf gebruikte, thans broodkruim.

Medevluchten: staat per erreur juist voor "medewerken' in 't woordenboek, 't moet er achter komen.

Meel: zal naar sommige getuigenissen weldra vervangen worden door gras, voor 't einde van den oorlog.

Melk: witte vocht opgegeven door de koe o.a. Er bestaat tegenwoordig een hevige strijd tusschen de pomp en de koe om uit te maken van wie 't vocht komt.

Mensch: synonem van beest.

Mep: wat in Europa binnenkort zal uitgedeeld worden.

Mitraljeeren: in 1940 beschermen, nu vermoorden.

Modder: krijgsmateriaal dat de eenen kan dienen en de anderen niet.

Modern: zot.

Moed: wanneer men daardoor bedoelt massaal optreden, hedendaagsch synoniem van beestachtige brutaliteit. Wanneer men van een individuele houding spreekt synoniem van lafheid.

Moer: werd vroeger gebruikt om een konijn aan te duiden dat jongen heeft, is tegenwoordig ook op menschen toepasselijk.

Moord: redmiddel voor de Europeesche beschaving.

N

Nagel: wat aan de Belgen blijft om zich te krabben.

Nauw: is meer dan 4 jaar breed als 't Nauw van Kales is.

Nederig: al degenen die het waren zijn er in gestikt, 't woord is dus uitgestorven.

O

Olijf: vrucht die voor den oorlog olie gaf. Sindsdien geeft ze niets dan verlangen.

Onfeilbaar: hoedanigheid die vroeger aan den Paus van Rome eigen was, sprekende ex cathedra, is thans overgegaan op de guillotine van Pierlala en... eenige anderen.

Onschuld: iets waar sommige volken nog eenige eeuwen zullen aan gebruiken om de hunne te bewijzen.

Oorlog: moderne manier van beschermen, helpen, tegemoetkomen en weldoen.

Ophoepelen: handeling waartoe in Europa dringende voorbereidingen worden getroffen.

Overroepen: gewone toon voor oorlogsredenaars.

P

Pens: vervangingsprodukt voor biefstuk.

Politiek: heeft bestaan, maar bestaat niet meer sedert degenen die er aan doen hem hebben afgeschaft.

Post: zal weldra gestolen worden. Men zal het gewaar worden van als men hoort zeggen: "Nu pakken ze n'en post!".

Propaganda: middel om van een ander zooveel kwaad te zeggen als men maar kan. Het aangehaalde kwaad mag ook laster zijn, dit neemt niets weg aan de natuur van de propaganda.

Publiciteit: beelden en schriften waarin men door anderen te belasteren zijn eigenbelang zoekt. Eigenlijke publiciteit wordt betaald door diegenen tegen wien ze gericht is.

Q-R

Reep: is nog alleen te vinden langs onder aan rok en broek... Chocoladereepen zijn onvindbaar.

Ruïne: naam van een groot procent Europeesche gebouwen.

S

Scheren: geschiedt tegenwoordig veel zonder zeep.

Schip: vaartuig dat gelijk de feniks uit zijn asch opstaat, hoe meer men er in de grond boort, hoe meer er zijn.

Sigaar: rolletje van gelijk wat, voor rooken bestemd.

Spek: is verdwenen in al zijn beteekenissen, uitgenomen in de uitdrukking: "'k Zal hem nog geen kleine spekken geven!".

Spil: iets dat leelijk aan 't verslijten is.

Spijt: tegenwoordig gevoel van dezen die 't beter wisten dan een ander.

T

Tabak: plant behoorende tot vele soorten vanaf het paardshaar tot en met de koolbladeren.

Tarwe: graansoort voorbehouden aan supermenschen.

Teen: ongeduldig lichaamsdeel dat vurig verlangt zich weg te schenken.

U-V

Varken: werd vroeger om zijn vleesch geslacht, heeft opgehouden te bestaan wegens de concurrentie hem door sommige menschen aangedaan.

Vleesch: zeer gevaarlijke spijs voor de zedelijke waarde der gewone mensch die er niet meer dan 30 gram daags kunnen van verteren.

Volgen: 't geen dat d'anderen zullen doen als d'eenen er van onder trekken.

W-X-Y-Z

Waarheid: de meening waarvan men zelf beweert overtuigd te zijn.